Broederenkerk en -klooster
Lees hieronder meer over de geschiedenis van deze kerk of luister naar het audiobestand:
De Nederlandse Hervormde Broederenkerk is een vroeggotische kerk van het in 1293 gestichte Dominicanenklooster, bestaande uit een driebeukig, basilicaal schip, geheel in steen overwelfd met kruisgewelven. Op het dak staat een sierlijke houten, met koper beklede, klokkentoren. Het bakstenen portaal tegen de zuidgevel dateert waarschijnlijk uit omstreeks 1826.
In 1293 schonk Margaretha van Dampierre, de vrouw van Graaf Reinald I, een stuk grond aan de Dominicaner broeders. Haar echtgenoot was op het terrein met een imposant project bezig: hij wilde er een grote zaal neerzetten als tegenhanger van de zaal die zijn neef Floris V van Holland in Den Haag aan het bouwen was. Die zaal staat tegenwoordig bekend als de Ridderzaal. Door onfortuinlijke omstandigheden in de slag bij Woeringen werd Reinald gevangen genomen en moest hij vrij gekocht worden. Daardoor raakte hij bankroet en moest het project om een grote zaal te bouwen worden gestaakt. Margaretha schonk het terrein uiteindelijk aan de monniken.
Deze monniken bouwden hier de kloosterkerk. De kerk heeft zeer rijke gewelfschilderingen die in de eerste helft van de zestiende eeuw zijn aangebracht. In 1772 is de kerk verrijkt met het poorterstorentje, waarin een klok werd gehangen die luidde als de poorten van de stad gingen sluiten. De klok luidt nog steeds elke avond.
Het gebouw heeft niet alleen gediend als kloosterkerk. Na de Staatse verovering van Zutphen door prins Maurits werd het gebruikt door de protestantse gemeenschap en later door de Waalse gemeenschap van Zutphen. In 1970 kwam het leeg te staan en in 1980 kocht de gemeente Zutphen het. In 1983 vond de Openbare Bibliotheek er haar onderkomen en ook vandaag de dag wordt het kerkgebouw nog steeds gebruikt als bibliotheek.
Broederenklooster
De graven van Gelre en Zutphen hadden op het terrein, vóór de schenking van Margaretha van Dampierre, een bakstenen grafelijke zaal staan. Deze is na de schenking opgegaan in het dormitorium van het aangelegen Broederenklooster. Dit is in feite dus het oude dertiende-eeuwse grafelijke hofgebouw. Van de veertiende tot de zestiende eeuw was het de slaapzaal van de Dominicaner monniken.
De kelderruimte is van latere datum, deze stamt namelijk uit de vijftiende eeuw, en is mogelijk gelijktijdig met het refectorium (de eetzaal) aan de Rozengracht ontstaan. Dit bestond oorspronkelijk uit twee bouwlagen en werd gebouwd in 1486. Op de begane grond bevond zich achter de kloostergang de oorspronkelijke eetzaal (refter). De refter en de zeventien kloostergangen hebben een karakteristiek plafond met kruisribgewelven. De grote zaal op de eerste verdieping deed oorspronkelijk dienst als kloosterbibliotheek (librije) en scriptorium (ruimte waar monniken teksten en boeken overschreven).
Sinds 1591, toen prins Maurits gedurende de Tachtigjarige Oorlog de stad definitief veroverde op de Spanjaarden, is het complex eigendom van de stad Zutphen. In 2017 kwam het weer in particuliere handen, waarna het een nieuwe bestemming als hotel heeft gekregen.
Tekst gaat verder onder de foto.
Rel rond de Broederenkerk
De huidige dakruiter is geplaatst in 1772. Hier ging echter een verhaal aan vooraf. In februari 1767 overleed de architect en landmeter van het kwartier van Zutphen. De vacature werd uitgezet in januari 1767 en in de tussentijd was de stadstimmerman van Zutphen Bobbink waarnemend architect en landmeter. In mei 1768 werd de uit Amsterdam afkomstige Jan Jacob Bolten aangenomen als architect en landmeter voor het kwartier van Zutphen. Hij pleitte voor het vernieuwen van de in slechte conditie verkerende kap van de Broederenkerk. De bouwvallige dakruiter zou daarbij ook vervangen worden.
De klus werd aanbesteed en op 6 april gegund aan de meestertimmerman Lobrij, die de eerste fase afrondde in augustus 1769. Bolten had in mei 1769 ontslag genomen vanwege het te lage salaris en Bobbink trad weer op als waarnemend architect en landmeter. Hij had echter kritiek op de uitvoering. Naast te weinig bouwdelen zou het door Bolten goedgekeurde hout niet volgens bestek zijn geleverd. Het geheel leverde een gevaarlijke constructie op met instortingsgevaar. Bolten vond het maar gezeur over details en vermoedde dat Bobbink zich gepasseerd voelde voor de klus. Bobbink was namelijk niet geraadpleegd bij het maken van de tekeningen. Bolten achtte Bobbink niet bekwaam genoeg hiervoor.
Uiteindelijk werd de kwestie voorgelegd aan twee lokale bouwkundigen. Op basis van hun bevindingen moest timmerman Lobrij aanpassingen verrichten aan de kap. In september 1769 werd Teunis Wittenberg aangenomen als architect en landmeter. In 1771 werd het maken van het derde deel van het dak aanbesteed aan Bobbink. Deze moest echter na negen maanden de opdracht teruggeven omdat het hout uit het verre Friesland door Wittenberg was afgekeurd. Op mei 1772 werd de klus opnieuw aanbesteed en gegund aan Lobrij. Nu had Bobbink opmerkingen over het feit dat twee zuiltjes van de dakruiter niet goed zouden zijn. Na het raadplegen van bouwkundigen buiten Zutphen werd besloten dat een van de zuilen vervangen moest worden zodat het werk op tijd klaar kon zijn.
Gedeputeerde Staten was de bemoeienis van Bobbink kennelijk zat en verbood Bobbink zich verder met de werkzaamheden van Wittenberg te bemoeien tenzij zijn waarnemingen terecht waren.