Hanzeblog: De succesvolle Rijnhandel

| Zutphen Promotie

De Hanze en Zutphen in de late middeleeuwen (1250-1550)

De Rijnhandel was voor Zutphen van belang in de Hanzetijd. Via de Rijn konden Zutphense handelaren de goederen die ze in – met name - de Oostzee kochten, weer afzetten in het Rijngebied. Dankzij vondsten, verhalen en documenten die bewaard zijn gebleven weten hier veel van. Een kleine presentatie over die Rijnhandel is tot het eind van het jaar te zien in de Nieuwstads- of Sint-Janskerk. 

In het torengewelf van die kerk kun je ook het hoofd van Sint-Nicolaas zien, de beschermheilige van schippers en handelaren. Dat hij vereerd werd in een handelsstad als Zutphen is niet vreemd. De basis voor de stedelijke economie werd gevormd door de handel op de Rijn.  

Tachtig schepen 

Omdat het tolregister van Lobith uit 1306/1307 compleet bewaard is hebben we een goed beeld van de Rijnvaart in dat jaar. De steden Arnhem en Zutphen, die over tolvrijheid bij Lobith beschikten, werden apart in een lijst vermeld. De Gelderse graaf wilde klaarblijkelijk weten wat hij aan inkomsten misliep. Maar liefst 134 ladingen op tachtig schepen van Zutphenaren passeerden in dat jaar de tol. Dat was na Duisburg het grootste aantal. Omdat ook de waarde van de ladingen wordt vermeld, kunnen we ook de economische waarde van de handel meten. Dan blijkt dat de Zutphense schepen gemiddeld meer lading vervoerden dan schepen uit andere plaatsen. Zo zijn de ladingen haring op weg naar Keulen veel groter dan die van andere riviersteden. Dat kan worden verklaard doordat de Zutphense schippers direct vanuit de Sont de Rijn opvoeren, ofwel met zeewaardige schepen die ook over rivieren konden varen, ofwel op grote rivierschepen nadat de vrachten waren overgeladen. Al met al was Zutphen rond 1300 verantwoordelijk voor 8 procent van alle passerende schepen maar voor bijna 20 twintig van de totale economische waarde van de Rijnhandel. 

Bevoorrecht 

Die bevoorrechte positie in de rivierhandel had de stad te danken aan een reeks van tolvrijheden. Bij de stadsrechtverlening in 1194/95 verkregen de burgers tolvrijheid voor de Gelderse tollen. In 1206 volgde een koninklijke vrijheid te Kaiserswerth (bij Düsseldorf), in 1242 te Orsoy (bij Duisburg) en in 1299 een vrijgeleide door Hollandse wateren. Voor de tolvrijheid bij de kort na 1220 gevestigde tol bij Lobith moesten de Zutphenaren nog wel lange tijd strijden, maar ook daar mocht men uiteindelijk tolvrij passeren. Zutphense kooplieden konden dus tegen lage transportkosten inkopen doen op de Keulse markten. Het werd de basis voor een grote economische bloei. 

(Bron: Musea Zutphen/Erfgoedcentrum Zutphen)